Twee weken geleden vierden wij het Heilig Avondmaal in onze kerkelijke gemeente. Zoals gebruikelijk lazen we de week ervoor het eerste gedeelte uit het formulier. Deze woorden raakten mij opnieuw:
Ten derde: laat ieder zijn geweten onderzoeken of hij ook gezind is voortaan met zijn hele leven waarachtige dankbaarheid aan God de Heere te bewijzen en oprecht te wandelen voor Gods aangezicht. En eveneens of hij, terwijl hij van harte alle vijandschap, haat en afgunst aflegt, zonder enig huichelen, een ernstig voornemen heeft voortaan in waarachtige liefde en eensgezindheid met zijn naaste te leven.
Allen dan die zo gezind zijn, wil God zeker in genade aannemen en voor waardige tafelgenoten van Zijn Zoon Jezus Christus houden. Zij die dit getuigenis in hun hart daarentegen niet gevoelen, eten en drinken zichzelf een oordeel [1 Kor. 11:28,29]. Naar het bevel van Christus en de apostel Paulus vermanen wij daarom allen die weten dat zij met de volgende aanstootgevende zonde besmet zijn, zich van de tafel des Heeren te onthouden en wij verkondigen hun dat zij geen deel hebben aan het rijk van Christus.
Zolang zij aan zulke zonden vasthouden, moeten zij zich onthouden van dit brood en deze wijn, die Christus alleen voor Zijn gelovigen bestemd heeft, opdat hun straf en veroordeling niet des te zwaarder worden.
Hoe sta ik met mijn zonden in dit leven? Hang ik mijn eigen zondige verlangens/lusten/gevoelens aan? Of ga ik hiermee met Geestelijk verstand om? God schonk mij het geloof in vergeving van zonden door het offer door Jezus Christus volbracht. Waar gaat het om in dit aardse leven?
Gedraag ik me daar ook naar? (Be)Keer ik me dagelijks tot Hem? Ik weet niet hoe het voor jou is, maar voor mij is er een dagelijkse strijd tussen mijn oude en nieuwe mens... In Efeze 4: 17 - 32 stimuleert Paulus ons te bekleden met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid(vers 24). Ben ik in staat om alles wat hier beschreven staat te volbrengen?
Het volgende in het formulier geeft de overvloedige genade en vrede weer, die wij krijgen door het bloed van Jezus:
Maar dit alles wordt ons, geliefde broeders en zusters, niet voorgehouden om de verslagen harten van de gelovigen te ontmoedigen, alsof niemand tot het Avondmaal des Heeren zou mogen gaan dan wie zonder enige zonde is. Want wij komen niet tot dit Avondmaal om daarmee te tonen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn. Integendeel, omdat wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, belijden wij daarmee dat wij midden in de dood liggen.
Wij erkennen dat wij nog vele zonden en gebreken in onszelf aantreffen, namelijk dat wij geen volkomen geloof hebben, en ons er niet toe zetten God met zo’n ijver te dienen als wij behoren te doen, maar dagelijks strijd hebben te voeren met de zwakheid van ons geloof en onze verderfelijke begeerten. Ondanks dit alles, omdat wij door de genade van de Heilige Geest van harte bedroefd zijn over zulke gebreken en wij verlangen tegen ons ongeloof te strijden en naar alle geboden van God te leven, zullen wij er nochtans ten volle van verzekerd zijn dat geen zonde of zwakheid die nog tegen onze wil in ons overgebleven is, ons kan verhinderen dat God ons in genade aanneemt en ons zo deze hemelse spijs en drank waardig en deelachtig maakt.
Hoe geweldig is dit!
Dan kunnen we net als Paulus in de tweede brief aan de gemeente van God die in Korinthe, zeggen:
2 Korinthe 12:9 Maar Hij heeft tegen mij gezegd: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen.
Jezus verlost ons lichaam van de dood
Ik dank God en maak Hem groot!
Gods zegen gewenst.