(Jezus geboren)Met tranen van woede en verdriet stampte het meisje de trap op… Wéér wilden ze niet luisteren! Nog een trap en de zolder op… Huilend viel zij op het zachte matras van 't bed. Haar armen omklemden het vrolijk gekleurde hoofdkussen
en erdoorheen klonk een gesmoord snikken. Zichzelf overgevend aan boosheid
en verdriet hoorde zij onverhoeds een zachte voetstap de trap op komen… Snel veegde ze de tranen met een mouw van haar trui af. Nieuwe tranen slikte ze in en haar hart werd als een steen… Mama
kwam de zolder op en ging op het bed zitten.
‘Thea, kind toch…,’klonk ‘t verdrietig, ‘wat was dat toch!?’ Het meisje hield stug haar hoofd in het kussen verborgen. De hand van moeder schudde zij onwillig van haar schouder… Ze hoorde een diepe zucht toen mama nog een keertje vroeg: ‘Kan je ‘t me ècht niet vertellen?’ Hunkerend naar een knuffel en troost, wees het meisje tóch de troost voor zichzelf af. Ze bleef stijfkoppig zwijgen: de angst om ‘gekend’ te worden was groter… Mams stond op. Het bed kraakte en het meisje hoorde een diepe zucht. Met een langzame ritmische voetstap, liep moeder naar beneden. Zodra de stilte en eenzaamheid de slaapkamer vulden, liepen de tranen wederom overvloedig over haar wangen…
Waarom begrijpen ze me toch niet? vroeg ze zich onredelijk af.
Elke vezel van haar lichaam
was vol van verlangen om mams terug te roepen en uit te huilen. De woorden kwamen echter niet over haar lippen… Ze voelde zich vernederd, onbegrepen, vies, slecht, zondig en klein. Ó zo klein… Thea, zo heette het meisje van elf jaar, bleef nog een poos op
haar kamer. Intens bedroefd… De wijzers van de klok tikten door. Het werd vijf uur… Ze hoorde de roep van moeder: ‘Aan tafel!!!’
Met tegenzin stond ze op. Met elke trede die ze naar beneden nam, verdween het verdriet meer en meer… Tot ze beneden stond met
een hart zo koud als ijs… Haar gezicht stug en strak en de muur om haar hart leek onbreekbaar… Papa, mama, haar broer en zussen zaten aan tafel, alsof er niets aan de hand was... Het gesprek kabbelde, zonder haar deelname, voort. Ze hoorde papa ergerlijk smakken, maar zweeg… Het
voelde eenzaam, maar ook veilig. Niemand, maar dan ook NIEMAND kon mij nú pijn doen! De avond verliep rustig. Na het eten vertrok ze opnieuw naar het isolement van haar slaapkamer, om al snel met een verlaten traan op haar wang in slaap te vallen. De volgende dag, leek het voorval door iedereen “vergeten”… Maar zoals altijd, bleef ze waakzaam…
Een paar weken later was het weer raak! De hele dag moest ze van alles verdragen… En toen ze thuiskwam, gaf haar zus haar óók nog eens een snauw! Woedend en onbeheerst belandden harde slagen op de rug van Esther. Johan, haar broer, zag het geweld tussen beide zussen gebeuren.
‘Thea, weet je dat dat gevaarlijk is?’ Nog woester werd ze. Júist omdat het Johan was die terechtwees…
‘Ik doe alles verkeerd. Alles! Het is altijd hetzelfde liedje. Het kleintje van de familie doet het verkeerd!!!’ Nog woester stampte Thea alweer naar boven, naar haar zolderkamertje…
Huilend plofte ze op haar bed, hopend, dat mams óf iemand anders komen zou…
Niemand kwam…
Na een poosje realiseerde Thea zich, dat huilen geen zin had. Het hielp niets! Het veranderde
niets… Daarom ging ze in haar dagboek schrijven, en daarna haar frustratie van zich af sporten. Niemand zou haar helpen… Niemand zou haar troosten… Niemand zou… Haar
muur was zo hoog als een wolkenkrabber. Er viel niet doorheen te breken en ook niet overheen te klimmen... Door niemand!?
Het is járen later. Thea is inmiddels een volwassen vrouw geworden. Gelukkig getrouwd! Zo voor het oog dan… Ja..., ze heeft geleerd zèlf haar problemen en zorgen te dragen èn op te lossen. Niemand, óók haar echtgenoot, hoeft daarbij te helpen… En God? Ach..., Thea weet dat ze veel verkeerd heeft gedaan. Nog altijd voelt zij zich vernederd, onbegrepen, vies, slecht, zondig en klein. Tevens weet ze echter dat de HEERE haar wil vergeven, en soms, gelooft ze dat ook! Dan voelt Thea zich blij en vrij… Maar al snel voelt zij de dagelijkse druk van het goede doen op haar schouders… Tóch hebben haar man en zij het goed met elkaar. Hij houdt ontzettend veel van haar en zij van hem. Af en toe kijkt hij haar aan en vraagt gefrustreerd:
‘Lieverd? Ik hou van je, maar ik kèn je niet… Je laat je hart niet zien…’
En dan? Dan voelt Thea de oude angst weer bovenkomen.
Herinneringen…
Boze stemmen midden in de nacht. Schreeuwend tegen elkaar…
Deuren slaan en…!?
Stilte…
De volgende morgen… Die ijzige stilte en het pijnlijke normaal doen van moeder… De bezeerde blik in haar ogen deden Thea intens verdriet… Ze wilde tegen haar mams aankruipen, lieve woordjes zeggen… De afwerende blik in de ogen van moeder hielden haar echter tegen… En dus zweeg Thea onzeker en bang, zichzelf onzichtbaar makend voor iedereen. Door extra waakzaam en lief te zijn. Niemand boos te maken… Te helpen zonder dat het gevraagd werd. Als mama dan ’s avonds alleen naar de keuken ging om warme chocolademelk te maken voor het hele gezin, volgde het jonge meisje haar moeder
ongevraagd. Ze wist het wel! Eén theelepeltje cacao met een klein scheutje melk. Stilzwijgend roerden beiden het tot een
glad papje. Twee theelepeltjes suiker erbij… De melk stond op het gas warm te worden tot het ging koken. Een stille dankbare blik van mama, was de enige communicatie tussen het tweetal…
En daarom reageert ze nu boos en verdedigend tegen haar echtgenoot:
‘Ik doe toch alles voor je!?’
‘Lieverd dat is het niet! Ik wil…’ Wat haar echtgenoot verder zegt, hoort Thea al niet meer. Ze voelt de onrust in haar buik groeien. Haar ademhaling versnelt en haar keel knijpt dicht… En dan is daar weer die wolkenkrabber hoge muur… Koude ogen kijken hem aan…
Hij zucht verdrietig en geïrriteerd, wetend dat verder praten geen zin meer heeft… Nee, dat hij juist het tegenovergestelde bereikt bij zijn lieve vrouw… Hij voelt haar pijn… Wil graag een arm om haar heen slaan. Horen over haar pijn en verdriet!
Des te heviger voelt hij zijn eigen pijn… Want Thea pakt haar schoenen, doet haar jas aan en
loopt opnieuw weg… Met lege handen blijft hij wanhopig bezorgd achter… Ze is weg! Maar waarheen???
Doelloos stampt ze op de trappers van haar fiets. De duinen komen in zicht… Zwoegend trapt ze de steile helling op, om op het hoogste punt haar fiets, schijnbaar gedachteloos, neer te zetten in het daarvoor bestemde fietsenrek achterdochtig turend of er mensen zijn op het strand. Traag zet Thea haar ene voet voor de ander de helling af en dan het strand op. Eerst moeizaam door het mulle zand, maar dichtbij de branding wordt het gemakkelijker…
De koude wind blaast hard en snijdend en doortrekt haar hele lichaam. Haar gezicht voelt al snel koud en stijf aan. Witte schuimkoppen staan er op de golven. Lopen… Ze proeft het zoute wild opspattende zeewater… Rollende golven likken aan haar schoenen… Sokken worden nat…
Ze merkt het niet op. Diep inzichzelf gekeerd loopt ze, zich van haar omgeving nauwelijks
meer bewust… Eenzaam worstelend om haar gevoelens op een rijtje te krijgen en zometeen
rustig naar huis te kunnen gaan…
‘Arme Kees… Zó'n vrouw! Oh God…’ Als vanzelf rollen de warme zoute tranen over haar rode koude wangen, zich vermengend met het zoute zeewater… Zo gaat er een half uur voorbij… Dan ziet ze een eenzame wandelaar tegemoet komen! Automatisch slikt
ze haar tranen in. Een grote ijsklomp ligt er op de plaats waar eerst haar bezeerde hart lag…
Ruw droogt ze haar natte wangen af en draait zich om… Thea realiseert zich: Ik moet naar huis…
Met de wind nu in de rug, loopt het wat gemakkelijker. Ze voelt zich tot in haar vezels verkleumd… Binnen het half uur zit zij vermoeid, met alle emoties diep weggestopt, op de fiets richting huis. Kees ziet een vetrouwd voorovergebogen rode gestalte de straat inrijden…
Opgelucht haalt hij adem. Ze is weer thuis!!! De deur gaat met een zwaai open als Thea uit de schuur komt. Warme armen om haar heen. Thea drukt haar intens koude lichaam tegen dat van haar echtgenoot aan… De vrede is
hersteld en hij zegt zorgzaam: ‘Ga jij maar eens lekker onder de warme douche. Brrr…, wat
ben je koud!’ Twee warme liefdevolle handen op haar koude wangen en een zoen op haar
blauwe lippen…
Het is zondag. Samen naar de kerk! De dominee heeft het over Mattheüs één. De geboorte
van de Heere Jezus. Ingespannen luistert Thea.
‘U zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden…’
‘Welke naam geef ik het Kind?’
Die vraag dringt tot haar door…
‘Jezus, uw en jouw Redder èn Zaligmaker…’ Oók dat dringt tot haar door. Dankbaarheid…
Maar dan begint de dominee over afgoden…
De dominee heeft makkelijk praten! Puh… Mijn verleden? Verkeerde gewoonten? Dat is toch geen afgod? Ik doe zó mijn best om het goede te doen! Maar.., maar wat zegt hij nou!?
‘Jezus naam betekent niet alleen dat Hij gekomen is voor verlossing om de zaligheid te verkrijgen, maar óók voor onze dagelijkse aardse strijd! Verlossing van afgoden in dit leven… Dóór Zijn Geest en Woord…’ Nóg is Thea opstandig en boos… Het wordt zo gemakkelijk gezegd door de dominee! Ze worstelt… Haar hart voelt zó kwetsbaar! Zij voelt dat er met geweld een bres in haar muur geslagen wordt… De kerkdienst is afgelopen. Bij het
uitgaan van de kerk, kijkt ze niemand aan. Met het lopen naar de auto, pakt Thea de hand van
haar man, steun en troost zoekend. Ze rijden weg. Hij legt zijn hand op haar knie… Langzaam rolt er een traan over haar wang… Al snel volgt er nog één… Kees, die vanuit zijn ooghoeken ziet, hoe zijn lieve vrouw worstelt, houdt zich angstvallig biddend stil… Thea voelt zich als Jakob toen hij vocht met die Man…
Jakob, de bedrieger… Véle jaren geleden was hij weggegaan. Gevlucht voor zijn broer Ezau
die hem, door zijn bedriegerij, wilde doden… Met weinig was hij vertrokken. Met héél veel kwam hij terug... Nederig en klein gemaakt, nam hij een deel van zijn bezit, om dat via zijn knechten aan zijn broer te schenken als zoenoffer. In de hoop dat Ezau hem ter wille zou zijn en hem het leven liet behouden… Zelf bleef hij angstig achter, tezamen met zijn twee vrouwen, twee slavinnen en zijn elf kinderen. Toen hij ’s nachts wakker werd, liet hij ook hen de doorwaadbare plaats de Jabbok overtrekken, maar zelf bleef hij achter… Hij wilde bidden tot zijn God, voor het komende gesprek met zijn broer. Er kwam een Man Die met hem ging worstelen, totdat de morgen aanbrak. De Man zag dat Hij Jakob niet kon overwinnen. Daarom verwondde Hij Jakob aan zijn heup en wilde hem verlaten… Maar Jakob, wetend dat het de engel van de HEERE was zei: ‘Ik laat U niet gaan, tenzij U mij zegent…’ Jakob de bedrieger kon niet zonder zijn HEERE verder, om zijn broer te gaan ontmoeten… Op dat moment werd zijn naam veranderd van ‘Bedrieger Jakob’, naar ‘Israël’: Strijder met God…
Al worstelend roept Thea het stilletjes uit tot haar God:
Ik zal U niet laten gaan, tenzij U mij zegent!’ Ze voelt hoe Zijn Geest nog meer gaten in haar muur slaat. Ze vecht… Maar niet meer om de muur te herbouwen… Nee, samen met Hem vecht zij om de muur af te breken! Het doet pijn en ze roept, slechts hoorbaar voor God: HEERE! Zonder U red ik het niet!!! Ik kan mijn man niet alléén ontmoeten… Haar hart is gebroken en een snik welt op uit haar keel… Zoals Jakob mank ging aan zijn heup, wist Thea dat zij een gebroken hart mee zou dragen tot haar dood toe… Maar wèl in de wetenschap dat er Eén altijd met haar zou zijn… Geëmotioneerd en moeizaam zegt ze:
‘Kees, ik moet met je praten…’
Grote verwondering en dankbaarheid vervult zijn hart. Het is voor hem bijna onmogelijk nog verder te rijden, als hij vanuit zijn ooghoeken zijn lieve vrouw naast zich ziet worstelen. Zijn vrouw, die met grote moeite haar hart openlegt voor hem…! Werkelijk voor het éérst!!! Ruw komt de auto in de berm tot stilstand. Kees haalt zijn schouders daarover op. Nu is zijn vrouw belangrijker… Over de versnellingspook heen neemt hij haar in zijn armen, en ze huilen beiden om de weg die ze gegaan zijn, èn de weg die ze samen nog mogen gaan… Zachtjes fluistert Kees in haar oor de mooiste woorden die Thea ooit van hem gehoord heeft:
‘Thea, mijn geschenk van God…’